Ibada, Ubudiyya en Ubuda (eredienst, dienstbaarheid en diepe vroomheid)
'Ibada' betekent de geboden van God in het praktische leven vervullen en de verantwoordelijkheden uitvoeren die bij het dienen van God horen. Ubuda is leven in het bewustzijn, een dienaar te zijn. Daarom wordt de vervuller van religieuze plichten een 'abid' genoemd, terwijl iemand die leeft in het bewustzijn van dienstbaarheid aan God 'abd' is.
Er is nog een ander subtiel verschil tussen eredienst en dienstbaarheid. Al de financiële en lichamelijke plichten, die voortvloeien uit het bezit van geld en lichamelijke capaciteiten, en verricht worden met moeite en in vrees en hoop, met de bedoeling om God te dienen, zijn elk een daad van eerbetoon aan God. Dit zijn o.a. de dagelijkse gebeden, vasten, de verplichte aalmoezen geven, pelgrimstocht, rituele slachting en het vernoemen van Gods Namen.
De verantwoordelijkheden of daden van eredienst die uit dienstbaarheid voortvloeien en niet worden uitgevoerd zoals de andere plichten, maken deel uit van dienstbaarheid.
De andere verantwoordelijkheden zijn diegenen die een diepere, inwendige dimensie vertolken van de financiële en lichamelijke verplichtingen en die een zeker niveau van bewustzijn en kennis veronderstellen. Diepe vroomheid is de diepste dimensie van religieuze plichten en vraagt de uiterste zorg en bewustzijn. Door te zeggen: 'De daden van eredienst en plichten van dienstbaarheid die bij iedere stap en rang horen die ik heb bereikt tijdens mijn spirituele reis, ik heb ze allen vervuld door mijn vroomheid' duidt Ibn Fard de verschillen aan.
Sommige Sufi's definiëren eredienst als de dienstbaarheid van gewone mensen, dienstbaarheid als de plicht die voortvloeit uit het dienen van God en uitgevoerd door mensen met inzicht en bewustzijn, en diepe vroomheid als de verantwoordelijkheid uitgevoerd door de uitverkorenen die zich zeer dicht bij God bevinden. De eerste van deze 3 soorten plichten is het werk van hen die streven naar vooruitgang op het pad van God. De tweede is de mentale en spirituele houding van de helden die in staat zijn de schijnbaar onoverwinnelijke hindernissen te nemen en de problemen op hun weg naar God. De derde is de mentale en spirituele toestand van hen die met heel hun hart naar God gekeerd zijn en het diepe gevoel hebben in Gods gezelschap te zijn.
Sommigen hebben deze beschrijvingen samengevat in twee termen: het vereren van de Absolute Goddelijke Essentie en het vereren van de beperkte Goddelijke Kenmerken. De eerste van deze termen werd uitgelegd als het voortdurend bewustzijn van de relatie tussen de Schepper en het geschapene, de Aanbedene en de aanbidder, de Overziende en degene die overziend wordt, de Onderhouder en de onderhoudenen. Ook als denken, voelen en handelen in het volledigste bewustzijn van deze verhouding. De tweede term wordt aanzien als het vervullen van plichten in het praktische leven die dit bewustzijn oplegt en tot dit bewustzijn leidt. Zij die deze plichten vervullen kunnen worden aanzien als volgt, overeenstemmend met hun bedoeling, vastberadenheid en eerlijkheid:
- Zij die plichten vervullen om in het Paradijs te komen.
- Zij die hun plichten vervullen om niet in de Hel te komen.
- Zij die hun plichten vervullen omwille van hun liefde en ontzag voor God.
- Zij die hun plichten vervullen als een eis in de relatie tussen God als de Schepper Die de enige Aanbedene mag zijn en de mens als geschapene, verantwoordelijk voor het eren van de Schepper.
De eerste van deze groepen wordt de handelaars genoemd, de tweede de slaven, de derde de minnaars en de vierde de toegewijden of gelovigen.
De volgende woorden van Rabi'a al-Adawiyya, de vrouwelijke heilige die leefde in de 2e eeuw der hijra, zijn zeer toepasselijk:
'O Heer, ik zweer bij de schoonheid en nabijheid van U dat ik U niet heb aanbeden uit vrees voor de Hel of uit verlangen naar het Paradijs. Ik heb U aanbeden, alleen voor Uw belang, omdat Gij alleen eerbetoon verdient.’
Dienstbaarheid is een reden tot eer en waardigheid voor de mens. Niets is hoger en waardevoller dan geëerd te worden door dienstbaarheid en toewijding aan God. Alhoewel er andere rangordes voor kortere tijd aan de mens kunnen worden toegewezen, die hoger zijn, is dienstbaarheid de meest waardevolle rang die kan bereikt worden omdat het een constante rang is. Hiervoor vermeldde de Almachtige God aan de beste der schepping, vzmh, in de mooiste en waardevolste woorden: 'Er is geen Goddelijkheid behalve God en Mohammed is Zijn dienaar en Boodschapper.' God bekroonde de dienstbaarheid van Mohammed, vzmh, en dit gezegende woord met Boodschapperschap. Bovendien werd deze glorie der mensheid, deze onvergelijkbare in de tijd en in de schepping, vzmh, uitgenodigd om de hemelen te eren tijdens de Hemelvaart. Aan het begin van de uitnodiging werd de volgende, erende zin gezet: 'Hij droeg Zijn dienaar door de nacht.' (S17, A1). Hierdoor werd de verwijzing gemaakt met de onnavolgbare grootheid van zijn dienstbaarheid. Wat vooral betekenisvol is: dat bij deze gelegenheid, toen ruimte en tijd bijna zich verwijdden, de Almachtige God nogmaals zijn dienstbaarheid benadrukte en verklaarde: 'Hij onthulde aan Zijn dienaar wat Hij Onthulde.' (S53, A10). Bij die gelegenheid eindigde de beperktheid van tijd en ruimte in het oneindige licht van de Goddelijke Gratie en Schoonheid, die overal doordrongen om hem welkom te heten.
Mawlana Djalal al-Din Rumi kent zichzelf geen heiligheid toe noch verbazingwekkende geestelijke diepte maar wel dienstbaarheid en dit verwoordt hij duidelijk als volgt :
'Ik ben een dienaar geworden, een dienaar geworden, een dienaar geworden. Ik heb gebogen en mij helemaal in dienstbaarheid voor U doorgebogen. Dienaars en slaven juichen als zij worden bevrijdt, terwijl ik juich als ik Uw dienaar word.'
Volgens sommigen moet, m.b.t. eerbetoon en dienstbaarheid, ook het volgende worden beschouwd:
Een dienaar moet zich bewust zijn van de eigen fouten en erdoor beven als hij denkt de daden van eerbetoon perfect te hebben uitgevoerd. Hij moet al het voorgeschrevene doen om het eerbetoon perfect uit te voeren. Hij moet aan God toeschrijven wat hij bereikt heeft in de naam der dienstbaarheid en elk moment van zijn leven besteden, bewust van een dienaar te zijn van de eeuwige Heerschappij van God.
Hij moet als de schaduw van de lichten van Gods bestaan aanzien, wat er ook is in de naam van het bestaan en nooit aan zichzelf het bestaan van iets of een prestatie toeschrijven. Nogmaals: hij mag niet fier zijn omwille van Gods zegeningen en evenmin wanhopig als hij zichzelf ontdaan vindt van elke geestelijke gave en uitstraling.
Hij moet in zijn geweten steeds de eer en de waardigheid voelen van verbondenheid met Hem en zich nooit voorstellen geëerd te zijn met andere rangen.
Er is geen rang van eer groter dan dienstbaarheid. Indien er een zou zijn, dan was het de vrijheid, in de betekenis van het hart op niets anders dan God te richten en afzien van wat zich buiten God bevind. Zij die nauwelijks vooruitgang hebben kunnen maken op het pad van God, kunnen vrijheid enkel voelen terwijl diegenen die op de bestemming zijn aangekomen, de vrijheid volledig ervaren. Ik denk dat de echte vrijheid die een mens moet nastreven, passend bij zijn rang en waardigheid, de vermelde is.
Een vriend van God trekt de aandacht op het volgende feit door te zeggen :
'O zoon, ontdoe je van je ketens en wordt vrij!
Hoelang nog zult gij een slaaf blijven van zilver en goud?
Junayd al Baghdadi waarschuwt dat behalve als een mens vrij is van slavernij door anderen, de ware dienstbaarheid aan God niet kan worden bereikt. (Qushayri, al-Risala, 201)
Een andere vriend van God ging nog een stap verder in het beschrijven van de betekenis van dienstbaarheid en gaf de raad dat een dienaar van God nooit anderen mag beschouwen, los van God, in alle gedachten, verbeeldingen, handelingen en uitspraken :
'Als gij de trom der eer wilt roffelen, ga dan verder dan de wereld der sterren.
Zoals deze cirkel gevuld met ringen, is de trom der nederigheid.'
O God, sta ons toe te bereiken waar Gij van houdt en dat U behaagt!
- Aangemaakt op .