Halwat en Uzlat (eenzaamheid en afzondering)
Deze afzondering is een methode die teruggaat tot de eerste Sufi's en zelfs tot de grote Profeten.
Vele Profeten en heiligen, de beste der mensheid, vzmh, hebben een deel van hun leven afgezonderd geleefd. Nochtans is hun oorspronkelijke systeem van afzondering op een ongewenste manier veranderd gedurende de tijd. De afzondering van de Profeet Abraham, de 40-dagen afzondering periodes van de Profeet Mozes, de soberheid van de Profeet Jezus en de afzonderingen van Gods laatste Profeet zijn door verschillende mensen op een verschillende manier nagebootst geworden. Daardoor traden bepaalde veranderingen op. Tot op zekere hoogte is dit normaal. Afzondering hangt immers samen met stemming, temperament en spirituele capaciteiten van individuen, alleen perfecte spirituele leiders kunnen weten en beslissen hoe lang en onder welke omstandigheden, een leerling afgezonderd kan blijven.
In de beginperiode van zijn afzondering, onderging Mawlana Djalal al-din Rumi, vele periodes van 40 dagen soberheid in totale eenzaamheid. Nochtans, toen hij een echte, perfecte meester vond, verliet hij zijn afzondering en begaf zich in menselijk gezelschap (jalwat). Vele andere mensen, voor en nà hem, gaven de voorkeur aan gezelschap boven afzondering.
Soberheid, één van de 2 kenmerken van de vermelde afzondering, betekent de lichamelijke verlangens, en hun beloningen, streng onder controle houden. De geest wordt daardoor aangetrokken om op te stijgen naar geestelijke perfectie. Alleen door soberheid kan dit streven gerealiseerd worden. Alleen door soberheid kan nederigheid worden aangenomen en kan de mens als een 'bloembed' of 'teelaarde' worden, zoals God het beveelt:
'Wees zoals de aarde, dat de rozen in je kunnen groeien.
Want alleen de aarde kan een middel zijn om de rozen te laten groeien.'
Door de soberheidperiodes heen, kan iedereen sommige Goddelijke geschenken bekomen. Sommigen tooien hun kennis met goede zeden en hun religieuze daden met eerlijkheid en zuivere bedoelingen. Daardoor verwerven zij voornaamheid in hun relaties met zowel God als de mensen. Anderen voelen zich in deze weg 'gesmeten' en in het pad van hun relaties met God. Zij zoeken voortdurend naar middelen om dichter bij Hem te komen. Nog andere besteden hun leven tussen de geestelijke wezens van de hemelse werelden die zij net hebben bereikt. Zij zijn als een libel die pas uit de cocon is gekomen en zich tussen de vlinders begeeft.
Belangrijk in de afzondering is dat de leerling tracht om niets minder dan Gods welbehagen te bereiken en steeds in verwachting is van de Goddelijke gunsten. Hij moet niet nutteloos zitten te wachten maar met het oog van het hart open en in grote bezorgdheid en opwinding om geen enkele van de Goddelijke inspiraties en gaven te missen die in zijn hart kunnen vloeien. Hij moet de hoffelijkheid en de fijnzinnigheid hebben, passend bij het verblijf in Gods nabijheid. Dit wordt verduidelijkt door de volgende woorden van La Makani Husayn Effendi:
Zuiver de fontein van je ziel tot volkomen zuiverheid is bereikt.
Richt je ogen op je hart tot je hart een oog wordt.
Geef twijfels op en plaats de emmer van je hart onder die fontein.
Als de emmer is gevuld met het verlichting-gevende water,
trek je zelf dan terug en geef aan de Eigenaar Zijn huis terug.
Als je het huis verlaat, dan komt God er zeker terug.
Laat nooit de duivel/dief het huis van je hart binnengaan.
Want eenmaal binnen, krijg je die er haast niet meer uit.
('Huis' betekent het hart en de Eigenaar is God )
Inderdaad is God absoluut vrij van de beperkingen van tijd en ruimte, Zijn relaties met de mens gebeuren op de 'hellingen' van het hart. Hiervoor moeten de 'smaragdgroene hoogten' of de 'hellingen' van het hart altijd klaar zijn om de 'golven' van Gods tekens te ontvangen.
In de woorden van Ibrahim Haqqi van Erzurum: 'De Koning kan bij nacht naar Zijn paleis neerdalen'.
De Almachtige God schreef aan de Profeet David voor: 'Hou dit huis leeg voor Mij, zodat Ik erin kan verblijven'. (Qushayri, al Risala al Qushayriya, p. 327). Sommigen begrijpen dit voorschrift als zuivering van het hart van alle overwegingen behalve die naar God, en van het zuiveren van relaties met anderen van alles wat God niet bevalt.
De volgende woorden van Djalal al din Rumi geven dit zeer treffend weer:
Wie wijs en gevoelig is, verkiest de bodem van de bron.
Want de ziel vindt slechts genot in de afzondering met God.
De duisternis in de bron is beter dan die door mensen veroorzaakt.
Een beslag op de benen der mensen geraakt niet tot aan het hoofd.(°)
Men moet zich afzonderen van de anderen, niet van de Geliefde.
Bont wordt in de winter gedragen, niet in de lente.
Het doel van afzondering is het hart te zuiveren van de liefde voor anderen en altijd samen met de Geliefde te zijn. Zij die altijd de Alomtegenwoordigheid van God voelen, terwijl zij tussen de mensen leven en voortdurend de Goddelijke Eenheid zien in de verscheidenheid, worden altijd als verenigd, in beslotenheid met God, beschouwd.
In tegenstelling hiermee is de beslotenheid van anderen, die alhoewel ze leven in voortdurende afzondering, niet in staat zijn om hun harten te zuiveren van alle hechtingen buiten God. Hun afzondering is nutteloos. Wie zich altijd als in de nabijheid van God voelt, hoeft andere mensen niet te vermijden. In de woorden van Djalal al Din Rumi:
'Zij houden één van hun voeten stevig in de sfeer der Goddelijke geboden en draaien de andere voet, als een deel van een passer doorheen de wereld.' Zij ervaren het opstijgen in God én het neerdalen van God naar de andere mensen, om de Richtlijnen mee te delen, op elk moment. Dit is de afzondering die gekozen en erkend wordt door de Profeten en heiligen.
De Almachtige God sprak ooit tot de Profeet David: 'O David, wat is er mis met U dat gij U afzondert van mensen en altijd alleen wilt zijn?' David, vzmh, antwoordde:'Heer, ik vermijd het gezelschap van mensen voor Uw zaak.'
De Almachtige waarschuwde hem: 'Wees steeds waakzaam en zonder U alleen af van hen die geen goed gezelschap zijn voor U'
(°) Dit wil zeggen: het beslag dat op mensen wordt gelegd, doet hen niet altijd dwalen.
- Aangemaakt op .