Futuwwa (jeugd en ridderlijkheid)
Het betekent ook dat men van altruïsme en het helpen van anderen een tweede natuur maakt en niemand pijn doet. Het is een belangrijke, noodzakelijke dimensie van goed gedrag of goede natuur en een belangrijk kenmerk van menselijkheid.
Afgeleid van 'fata', wat jonge man betekent, werd 'futuwwa' een symbool van opstandigheid tegen allerlei soorten kwaad en een eerlijk dienstbetoon aan God. Het volgende Qur'an vers is een gepaste uitdrukking van futuwwa: 'Zij waren jongemannen die geloofden in hun Heer. Wij hebben hen toenemende leiding gegeven. Wij sterkten hun harten als zij zich verhieven en verklaarden: 'Onze Heer is de Heer van de hemelen en de aarde, wij zullen geen enkele god aanroepen behalve Hem, want dan zouden we een lastering hebben uitgesproken.' (S18, A34).
Dit volgende vers drukt de positie en invloed uit van iemand die 'futuwwa' helemaal heeft verworven in zijn leefgemeenschap: 'We hoorden een jongere praten over hen, de afgoden.
Zijn naam is Abraham.' (S21, A60). Hij leidde de mensheid naar de waarheid. In tegenstelling hiermee, zijn de jongemannen in de volgende verzen: 'Met hem kwamen er in de gevangenis twee jongemannen .' (S12, A36) en 'Jozef vertelde zijn jonge dienaren om hun koopwaar, die ze door ruil hadden verkregen, in hun zadeltassen te doen.' (S12, A62). Dit waren gewone jongemannen, niet zij die door ridderlijkheid waren onderscheiden.
Velen hebben geschreven of gesproken over ridderlijkheid sinds het Tijdperk van het Geluk. Er zijn vele betekenissen mogelijk volgens deze schrijvers: de armen niet verachten en door de rijken niet worden misleid, eerlijk zijn tegenover iedereen zonder van iemand eerlijkheid terug te verwachten, het hele leven leiden als genadeloze vijanden van het lichamelijke ego, voortdurend anderen respecteren en voor hen te leven, al de afgodsbeelden vernietigen of dat wat aanbeden wordt en in opstand komen tegen valse schijn om volledig toegewijd te zijn aan de Almachtige God, elk kwaad dat je zelf hebt ondergaan verdragen maar in woede ontsteken als de rechten van God worden geschaad, een heel leven lang het gevoel van spijt hebben over een kleine zonde, zelf begaan, en de zonden van anderen vergeven hoe groot ze ook zijn, zichzelf beschouwen als een arme, laaggeplaatste dienaar en anderen als heilig te beschouwen, geen wrok tegen anderen koesteren en tegelijk relaties onderhouden met hen die wrok tegen u koesteren, vriendelijk zijn tegen hen die schade toebrengen. Futuwwa betekent ook, alle anderen voorgaan in het dienen van God en mensen, maar aan hen de voorrang geven in het ontvangen der beloning.
Enkelen hebben al deze vermelde beschrijvingen samengevat in de 4 deugden uitgesproken door 'Haydar Karrar', Ali, de vierde Kalief en neef van de Profeet, vzmh. Deze deugden zijn :
- Vergeven wanneer men tot bestraffing in staat is.
- Mildheid bewaren en mild en zachtaardig handelen wanneer men woedend is.
- Zelfs zijn vijanden goed toewensen en hen goed behandelen.
- Voortdurend begaan zijn met het welzijn en geluk van anderen zelfs bij eigen behoeftigheid.
Ali, de vierde Kalief, leefde gedurende zijn hele leven als een der beste voorbeelden van futuwwa. Toen hij door Ibn Muljam werd neergestoken tijdens het leiden van het ochtendgebed in de moskee, vroegen zijn kinderen hem, omdat ze zagen dat hun vader zou sterven, wat hij wilde dat ze met de dader zouden doen. Hij beval hen niet om Ibn Muljam als vergelding te doden. (Ibn Athir, Usd al Ghaba, 4. 118) Gedurende een gevecht smeet Ali zijn vijand op de grond en ging hem doden. Toen spuwde deze in het gelaat van Ali. Tot diens verbazing liet Ali hem vrij. Want Ali, die daardoor kwaad was geworden, vreesde dat zijn reden om hem te doden nu was bezoedeld geworden door zijn persoonlijke woede. Omdat Ali zijn eigen woedde niet aanvaardde, liet hij de man vrij. (Shamsaddin Sivasi, Manaqib Jiharyar Guzin, p. 258). Hij voelde zich echt bedroefd als hij hoorde dat één van zijn belangrijkste vijanden, een Gezel, die opstandig was tegen hem, werd gedood. ( Haythami, Majma al - Zawa'id, 9. 150). Omdat hij anderen steeds voorrang gaf ook als hij zelf behoeftig was, moest hij meestal zomerkleren dragen in de winter en bibberde van de kou. (Idem; 9. 122). Er werd over hem verteld dat er geen jonge, ridderlijke man was zoals Ali en dat er geen zwaard kan zijn zoals Dhu’l-fiqar, zijn zwaard. (Ali al-Qari, Asrar al-Marfu'a, 367)
Ali leefde voortdurend in het gezelschap van de Profeet, vzmh en was door hem opgevoed. Hij leefde een perfect eerlijk en zuiver leven zonder enige smet. Hij leefde als één die door God werd beschreven in Zijn antwoord aan de Profeet Mozes, vzmh, over futuwwa: 'Het betekent dat gij in staat zijt uw ego aan mij terug te geven, zo zuiver en onbezoedeld dat gij het van Mij ontvangen hebt.'
Het teken dat een man een fata' is (jong en ridderlijk): zijn geest, geschapen met het vermogen om Goddelijke Eenheid en Islam te aanvaarden, is helemaal overtuigd van Goddelijke Eenheid. Het overtuigt hem van te leven overeenkomstig de vereisten van zijn overtuiging. Daardoor kan hij, zonder gevangen te zijn in zijn lichamelijk ego of lichamelijke behoeften, een puur, spiritueel leven leiden en altijd trachten om God te behagen in al zijn daden, gedachten en gevoelens. Het is niet mogelijk voor iemand die niet kan gered worden van de verleidingen van zijn lichamelijk ego, van Satan, van de smaak en de liefde voor de materiëlemateriële wereld en zijn gehechtheid daaraan, om op te klimmen naar de bergtop der futuwwa.
Futuwwa is een schat die kan worden verkregen door hoog op te klimmen voorbij alle 'hoogste bergen van de wereld'.
Zij die zelfs moe worden op een gemakkelijke weg, wat kunnen zij met een dergelijke kostbare schat te maken hebben?
- Aangemaakt op .