Valse Argumenten Over De Oorsprong Van Het Bestaan

De Middeleeuws-Europese concepten over de natuur en het ontstaan van het universum werden sterk bepaald door de autoriteit van de Kerk die op haar beurt zich steunde op argumenten uit de Schriften die reeds lang waren afgeweken van hun origineel. Terwijl het modern wetenschappelijk denken zich ontwikkelde, ontmoette het een grote vijandigheid van de Kerk waarvan het gezag werd ondermijnd. De breuk in de Europese cultuur tussen wetenschap en religie werd steeds dieper tot de 2 onverzoenbaar werden. Daardoor, werd religie aanzien als het domein van blind geloof en troostende rituelen waarmee de wetenschap niets kon aanvangen en naar wiens gezag in Goddelijke openbaring niet en nooit moest worden verwezen. Het verslag dat Darwin maakte over evolutie, bezegelde en populariseerde een tendens die het bestaan beschouwde als zelfontstaand en zelfonderhoudend. Dit proces ontplooide zichzelf volgens wetten die vroeger of later helemaal zouden begrepen worden. Dan zouden ze ook door mensen tot op zekere hoogten kunnen worden gemanipuleerd. Vele wetenschappers, niet allemaal, hebben in principe en in hun praktijk volgehouden dat de natuurlijke oorzaken en de zogenaamde wetten der natuur volstaan om alle verschijnselen te verklaren.

Vooraleer we dit standpunt bespreken moeten we verduidelijken dat wetenschappers en filosofen die de voorkeur geven aan naturalistische en materialistische bestaansvisies, er verschillende verklaringsmodellen op nahouden. Dit in tegenstelling tot de Profeten die, alhoewel ze leefden in verschillende plaatsen en op verschillende momenten, unaniem akkoord waren over de ontstaanswijze en het behoud ervan. Ze waren trouwens ook akkoord over alle andere essentiële kwesties betreffende het bestaan. Bovendien zijn er vele geleerden die ook het standpunt der Profeten delen.

Sommige materialisten kennen creativiteit en eeuwigheid aan de materie toe, ook het leven en het bewustzijn. Anderen stellen dat de natuur eeuwig zelf onderhoudend en zelfscheppend is en dat alles door natuurwetten  en natuurlijke oorzaken kan worden verklaard. Nog anderen, die niet in staat zijn om de oorsprong van het leven te verklaren, beschrijven het bestaan met noties zoals toeval en noodzakelijkheid. We zullen in het kort de onmogelijkheid bespreken om het bestaan te verklaren, tenzij het bestaan en de Eenheid van God is bevestigd.

Natuur en natuurlijke wetten en oorzaken

1. De natuurwetten hebben een nominale, geen échte, bestaanswijze. Zij zijn vooronderstellingen die worden voorgesteld als verklaringen van bijzondere soorten verschijnselen of gebeurtenissen. Zij zinspelen op ingebeelde krachten die spruiten uit de bewegingen van of de verhoudingen tussen gebeurtenissen of verschijnsels. De wetten van de zwaartekracht of van de reproductie en de groei in levende organismen, of andere wetten zoals de magnetische aantrekkingskracht en afstotingskracht zijn geen zelfstandig bestaande dingen die kunnen worden gecontroleerd door onze uitwendige zintuigen of instrumenten die onze zintuigen versterken. Welke waarheid ook zou bevat zijn in de zwaartekrachtwet: kunnen we stellen dat het échte universum, waarin deze wet werkt, kan of moet ontstaan zijn omwille van deze wet? Is het redelijk om het bestaan van om het even wat, toe te schrijven aan iets dat een nominaal bestaan heeft, als vooronderstelling? Zeker als het over intelligente en bewust levende mensen gaat.

2. Natuurlijke wetten en oorzaken hangen af van de bewegingen of relaties tussen gebeurtenissen of verschijnselen in het universum. Daarom zijn zij in principe afhankelijk van gebeurtenissen en verschijnselen, eerder dan van hun oorsprong of veroorzakers. Zeker zijn ze niet zelfafhankelijk of zelfbestaand.

3. Het bestaan van het universum als een geheel en van alle gebeurtenissen of verschijnselen die erin plaatsvinden is willekeurig, niet noodzakelijk dus. Ze kunnen plaatsvinden of niet. Het spreekt van zelf dat er haast onbeperkte alternatieven bestaan voor elk deeltje dat het universum onderhoudt en dat de bouwsteen kan vormen van een embryo en dat tot om het even welke van zijn ontelbare cellen kan gaan. Alles, waarvan het bestaan willekeurig is kan niet eeuwig zijn en heeft Iemand nodig waarvan de keuzekracht het bestaan verzekert boven het niet-bestaan of het mogelijk bestaan.

4. Alle toevallige entiteiten, delen, zijn beperkt in de tijd en de ruimte en hebben dus een begin. Daarom hebben ze ook een einde en zijn dus niet eeuwig.

5. Natuurlijke oorzaken hebben elkaar nodig om een effect te kunnen hebben. Zo heeft een appel bijvoorbeeld een appelbloesem nodig om te kunnen bestaan, de bloesem heeft een tak nodig, de tak een boom, enz. Tot aan het zaadje van die boom, die de aarde nodig heeft, lucht en vocht, om te bloeien en te groeien. Elke oorzaak is dus ook een gevolg. Tenzij we net zoveel godheden aanvaarden, als het aantal oorzaken, moeten we kijken naar één enkele oorzaak buiten de keten van oorzaken en gevolgen.

6. Opdat één enkel effect ontstaat moet er een oneindig aantal oorzaken samenkomen en samenwerken op een zeer betrouwbare en gecoördineerde manier. Deze samenwerking noemen we dan 'natuurwetten' Eén enkele appel heeft bijvoorbeeld voor zijn bestaan de samenwerking nodig van aarde, grond, zonlicht, water, de 23 graden kanteling van de aardas tegenover de omloop rond de zon en de complexe regels van ontkieming en groei van zaden en planten. Zoveel dove, blinde, onwetende en onbewuste oorzaken en wetten kunnen niet samenkomen uit zichzelf in de subtiele en complexe regeling die we herkennen als een levend organisme. Nog veel minder is de vorming mogelijk van een levend organisme zoals een mens die niet alleen leeft en bewust is maar ook intelligent en verantwoordelijk, in staat om vragen te beantwoorden over zijn bedoelingen en daden.

7. Een klein zaadje bevat in zichzelf een hoge boom. Een menselijk wezen, het meest complexe schepsel, groeit uit een vrouwelijke eicel die werd bevrucht door een uiterst kleine mannelijke zaadcel. Samengevat: er is geen geschikte relatie of aanvaardbare verhouding tussen oorzaken en gevolgen. Uiterst zwakke, eenvoudige, onwetende en levenloze oorzaken monden uit in zeer sterke, complexe, intelligente en gezond levende effecten.

8. Alle natuurlijke fenomenen en processen hebben hun tegenpolen: Noord en zuidpool, positief en negatief, heet en koud, mooi en lelijk, dag en nacht, aantrekking en afstoting, bevriezen en smelten, verdampen en condenseren, enz. Iets wat een tegenstelling heeft, nodig om te bestaan en te worden gekend, kan geen schepper of veroorzaker zijn.

9. We zijn er dikwijls getuige van dat alhoewel de oorzaken die voor het bestaan nodig zijn van een gevolg, klaar zijn, dit gevolg niet ontstaat. Omgekeerd, gebeurt of ontstaat er iets zonder enige aanwijsbare oorzaak of begrijpelijke reden. Bovendien hebben dezelfde oorzaken niet steeds dezelfde effecten. Hierdoor hebben sommige wetenschappers het idee van oorzakelijkheid verworpen als een manier om dingen en gebeurtenissen te verklaren in het universum.

10. Tussen de oorzaken is de mens het meest bekwaam en vooraanstaand, onderscheiden met intellect, bewustzijn, wilskracht en vele andere capaciteiten, innerlijke en uiterlijke zintuigen en gevoelens. Nochtans is de mens zo zwak en hulpeloos dat hij zelfs niet in staat is om weerstand te bieden aan een microbe en hij gevangen wordt in eindeloze behoeften en pijnen. Indien de mens, als meest bekwaam, intelligent, krachtig en bewust wezenoorzaak, geen deel heeft in zijn eigen geboorte en geen controle, zelfs over de werking van het eigen lichaam, hoe kunnen andere oorzaken dan creatief zijn?

11. Materialisten nemen het verband tussen gebeurtenissen voor oorzakelijkheid. Dit betekent: als 2 feiten naast elkaar bestaan, beelden zij zich in dat de ene de andere heeft veroorzaakt. In hun beslistheid om de Schepper te ontkennen beweren ze dingen zoals: water veroorzaakt de groei van planten. Zij vragen zich nooit af hoe het water de eigen taak kent, hoe het deze uitvoert en welke kwaliteiten het heeft dat de planten toestaat te groeien.

Bezit water de kennis en de macht om de planten te doen groeien? Kent het de wetten of de eigenschappen voor het vormen van de planten? Of, als we de groei van een plant toekennen aan de natuurwetten zélf, weten de natuurwetten dan de eigenschappen die nodig zijn om een plant te vormen? Er is een soort en een hoeveelheid kennis nodig, een wil en een kracht om ook maar het kleinste ding te maken, bijvoorbeeld om een hut te bouwen of een artikel te schrijven. Is er geen allesomvattende kennis nodig en een absolute wil en kracht om dit complexe universum, verbazend en wonderlijk, te maken? Zelfs in ons informaticatijdperk weten we er zeer weinig over.

Beschouw een bloem: hoe komt zijn schoonheid tevoorschijn en wie heeft de relatie bepaald tussen de bloem en de menselijke zintuigen der reuk en zicht en het vermogen tot waardering? Kan het onbewuste, onwetende en dove zaad, de grond of het zonlicht dit gemaakt hebben? Hebben zij de kennis, de kracht of de wil om zelfs maar een bloem te maken, laat staan een mooie bloem? Kan de mens, die het enige bewuste wezen, de enige kennisbezitter, op aarde, één enkele bloem maken? Een bloem kan alleen bestaan als eerst het hele universum bestaat. Eerst moet dat worden gevormd, daarna de ene bloem! Daarom is er absolute kennis, macht en wil nodig en dit zijn e kenmerken van God alléén.

Materie en toeval

Tot nu toe hebben we het argument naar voor gebracht tegen de visie dat natuurlijke wetten en oorzaken zelfbestaand zijn, zelfonderhoudend en in zekere zin zelfs eeuwig. Dit blijft geldig voor aanverwante visies die scheppingskracht toekennen aan materie en toeval.

Materie is duidelijk te veranderen en vatbaar voor uitwendige tussenkomsten. Het kan niet eeuwig zijn of tot schepping in staat, om het even of 'materie' wordt gedefinieerd volgens de principes van de klassieke of de nieuwe fysica. Materie is ook doof, blind, levenloos, onwetend, machteloos: hoe kan het dan de oorzaak zijn van gevoelig leven, kennis, macht en bewustzijn? Het is duidelijk dat iets niet aan anderen kan worden overgedragen als het dit zelf niet bevat.

Als daar in het universum zulke overvloedige zekerheid is van doelbewuste regeling, organisatie en harmonie, is het irrationeel van te spreken van toeval of samenvalling als de oorzaak ervan. Er zijn 60 miljoen cellen in het menselijk lichaam en één cel bevat ongeveer een miljoen eiwitten. De kans dat een eiwit bij toeval verschijnt is ontzettend klein. Zonder Ene die de kracht van keuze heeft om zijn bestaan te verkiezen en de absolute macht om dit te scheppen, die een absolute, alomvattende kennis heeft om op voorhand de relatie met andere eiwitten vast te leggen, met de cel en met alle lichaamsdelen en elke relatie precies daar te plaatsen waar het noodzakelijk is, kan één enkel eiwit niet bestaan. De wetenschappers zullen de juiste weg kennen om te volgen, en op een dag zullen ze dit moeten doen, als zij het bestaan aanvaarden van deze Ene: God, de Schepper van alle dingen.

Het volgende eenvoudige wetenschappelijke experiment, terug te vinden in 'Discover' 20.8.1993, zal helpen in het begrijpen van dit beslissende argument:

Overbeck en zijn medewerkers aan het Baylor College of Madecine in Houston, trachtten enkele gentherapie technieken toe te passen om te zienn of zij albino-muizen konden omzetten in gekleurde muizen. De onderzoeker injecteerde een gen dat essentieel is voor de productie van de kleurstof melanine in het enkel-cellige embryo van een albino-muis. Later kweekten zij verder met de nakomelingen van deze muis. De helft daarvan droegen het gen op één chromosoom van een chromosoompaar. Klassieke Mendeliaanse genetica zei hen dat ongeveer een kwart van de kleinkinderen dit gen zou dragen op beide chromosomen, 'homozygoot' zou zijn in de taal der genetici en daardoor gekleurd zou zijn.

Maar de muizen hadden nooit een kans om een kleur te verwerven. Het eerste wat Overbeck noteerde was dat er ongeveer 25% van de kleinkinderen verloren ging binnen de week na de geboorte. De verklaring hiervoor was:

Het met het melanine verbonden gen dat zijn groep injecteerde in het albino-muis embryo, had zichzelf genesteld in een totaal ander gen. Een vreemde strook DNA in het midden van een gen vernield de capaciteit van een gen om de eigen boodschap duidelijk te lezen. Dus in de muizen bleek dat een of ander eiwit dat het gen eerst codeerde, niet werd geproduceerd, dus de functie die het gevolg moest zijn, werd niet vervuld en de maag, hart, lever en alvleesklier bevonden zich allen in de verkeerde positie. Op de een of andere manier werden ook de nieren en de milt beschadigd en dit werd de muizen fataal.

Overbeck en zijn collega's hebben reeds het gen gelokaliseerd op een welbepaald muischromosoom en trachten nu de structuur ervan vast te leggen. Dit zal hen iets vertellen over de structuur van het eiwit dat het gen codeert, hoe het eiwit werkt en waar en wanner het wordt geproduceerd als het gen wordt 'uitgedrukt' of aangezet. 'Wordt het gen overal uitgedrukt of alleen aan de linker of de rechterzijde?' vraagt Overbeck zich af. 'En wanneer wordt het uitgedrukt?'

Deze vragen leiden Overbeck vér van het genentransfer experiment. 'We denken dat er minstens 100.000 genen zijn, en dus is de kans dat dit gebeurt, letterlijk 1 op 100.000' zo stelt hij.

Er zullen dus vele duizenden tests nodig zijn, ten koste van vele duizenden muizenlevens, opdat dit soort experimenten met succes kan worden uitgevoerd. Nochtans is er geen 'trial and error' (poging en vergissing) in de natuur. Ook geen zaad onder de aarde dat niet de aanleiding is tot de groei van een boom of plant. Tenzij er een blokkering optreedt door bvb. watertekort. Op dezelfde manier wordt een embryo in de moederschoot, de aanzet tot een levend, bewust wezen dat beschikt over intelligentie en spiritualiteit.

Het menselijk lichaam is een wonder van symmetrie en van asymmetrie. Wetenschappers weten hoe een embryo zich ontwikkelt in de moederschoot om deze symmetrie en asymmetrie te vormen. Zij weten echter helemaal niét hoe de deeltjes die het embryo bereiken doorheen de moeder en die als bouwstenen dienen in de vorming van het lichaam, het onderscheid kennen tussen links en rechts, hoe zij in staat zijn om de plaats van elk orgaan te kennen, hoe elk deeltje de juiste weg volgt en zich op de juiste plaats, in het juiste orgaan, innestelt en hoe zij de uiterst gecompliceerde relatie tussen cellen en organen begrijpen en hun eisen. Dit is zo ingewikkeld dat indien één enkel deeltje, dat bijvoorbeeld in de pupil van het rechteroog moet gaan, zich plaatst in het oor, dit kan leiden tot een gebrek of zelfs de dood. Een ander punt is dat alle bezielde wezens van dezelfde elementen gemaakt zijn, uit aarde, lucht en water en op elkaar gelijken, betreffende de leden en de organen van hun lichamen. Toch zijn ze bijna totaal verschillend van elkaar betreffende de lichamelijke kenmerken, gelaat, karakter, wensen en ambities. Deze unieke kenmerken van het individu zijn zo betrouwbaar dat iemand met zekerheid kan worden geïdentificeerd door de vingerafdrukken.

Hoe verklaren we dit? De 2 alternatieven die we vernoemden aan het begin zijn mogelijk en zij blijven allebei geldig, hoever we ook teruggaan in een poging om dit toe te schrijven aan oorzaak en gevolg en erfelijkheid.

Zelfs als het bestaan van het universum zou worden toegeschreven aan enige entiteit buiten God -evolutie, oorzakelijkheid, natuur, materie, toeval en noodzaak-; niemand kan ontkennen dat alles, door de eigen geboorte, bestaan en dood, een allesomvattende kennis tentoon spreidt, een absolute kracht en vastberadenheid. Zoals we in het experiment van Overbeck zagen, kan één enkel slecht geplaatste gen volstaan om leven te verhinderen of te doden. De verstrengeling van alles, van sterrennevels tot atomen is een realiteit waarin iedere nieuwe entiteit binnen treedt en waarin het de eigen unieke plaats en functie moet vinden. En is er geen verdere demonstratie van het bestaan en de vrije uitoefening van een alomvattende kennis, absolute kracht en wil: dat deeltjes die zijn vervaardigt uit dezelfde biochemische bestanddelen, in staat moeten zijn om te produceren, doorheen de subtiele aanpassingen in het patroon van hun wederzijdse relaties: de entiteiten en organismes in al hun uniekheid? Is het een voldoende verklaring om dit als erfelijkheid uit te leggen of als toeval, als we zien dat al deze verklaringen op hun beurt rusten op dezelfde alomvattende kennis, absolute macht en wil?

We moeten niet worden misleid door het klaarblijkelijke feit dat alles gebeurt, overeenkomstig een zeker programma, plan of proces van oorzaken. Want dit is slechts en sluier die wordt uitgespreid over de stroming in het universum, de gebeurtenissen die steeds bewegen. De 'wetten der natuur' die in dit proces van oorzaken inbegrepen zijn, hebben slechts een nominaal, geen écht en concreet bestaan. Tenzij we aan de natuur de kenmerken toekennen die normaal bij de Schepper horen, moeten we aanvaarden dat het in de essentie en in de realiteit een afdrukmechanisme is, geen afdrukker, een ontwerp, geen ontwerper, een passieve ontvanger, geen uitvoerder, een bevel, geen bevelgever, een verzameling van nominale wetten, geen kracht. Hetzelfde argument blijft geldig als we 'natuur' vervangen door 'materie' of 'voorkeur' Zoals de Franse bioloog Jacques Monod het noemt: 'toevallige samenloop en noodzaak'[1]

Om dus beter te kunnen begrijpen waarom blinde, dove, onbeweeglijke en onbewuste 'kansen, natuur en oorzaken' geen deel kunnen hebben in het bestaan, doen we er goed aan om nauwkeuriger te kijken naar het doel, de harmonie en de verbondenheid in de schepping en daarom enkele duidelijke feiten observeren. Nogmaals wijst Morrison ons hierop: 'De omvang van de aarde is nu herleidt tot zeer blijvende afmetingen en de massa is vastgesteld. De snelheid in de baan rond de zon is zeer constant. De omwenteling rond de as is zo nauwkeurig vastgesteld, dat een variatie van één seconde in een eeuw, de astronomische berekeningen zou verstoren. Als de omvang van de aarde groter of kleiner zou geweest zijn, als de snelheid anders was, als de afstand tot de zon groter of kleiner zou zijn, dan zouden deze gewijzigde omstandigheden het leven op aarde, dat van de mens inbegrepen, zeer sterk beïnvloeden.

De aarde draait rond de as in 24 uur of aan de snelheid van ongeveer 1000 mijl per uur. Als dit nu eens 100 mijl per uur zou zijn? Waarom deze veronderstelling niet maken? Onze dagen en nachten zouden dan telkens 10 maal zo lang zijn als nu het geval is. De hete zomerzon zou dan onze plantengroei opbranden op een dergelijke dag en elke spruit zij dan bevriezen op een dergelijke nacht. De zon, bron van alle leven heeft een oppervlakte temperatuur van 12.000 graden Fahrenheit en onze aarde is net ver genoeg verwijderd zodat dit 'eeuwige vuur' ons nét niet opbrandt en ons nét genoeg verwarmt. Als de temperatuur op aarde gemiddeld op jaarbasis zou veranderen met 50 graden, dan zou alle plantengroei afsterven en de mens ook: verbrand of bevroren. De aarde draait rond de zon aan een snelheid van 18 mijl per seconde. Als de omwentelingssnelheid 6 of 40 mijl per seconde zou zijn Dan zou onze levensvorm niet kunnen bestaan omdat de afstand té klein of té groot zou zijn.

De aardas kantelt in het omwentelingsvlak met een hoek van 23 graden, daardoor hebben we seizoenen. Anders zouden de polen zich in een eeuwig schemerlicht bevinden, de waterdamp van de oceanen zou zich noord en zuidwaarts begeven, continenten onder het ijs bedekken en waarschijnlijk een woestijn overlaten aan weerszijden van de evenaar, tot aan het ijs.

De maan is 240.000 mijl verwijdert van de aarde en de getijden der zeeën, 2 maal per dag, herinneren ons op een zachte manier aan de aantrekkingskracht van de maan. De getijden der oceaan kunnen op sommige plaatsen tot 15 meter hoogteverschil in de waterstand leiden en zelfs de aardkorst wordt 2 maal per dag naar buiten getrokken en naar binnen gelaten, met verschillende cm, doordat de afstand met de maan varieert. Veronderstellen we dat de maan 50.000 mijl van ons verwijdert zou zijn in plaats van de huidige, respectabele afstand: dan zouden de getijden zo enorm zijn dat alle laaglanden der continenten 2 maal per dag zouden ondergedompeld worden door een stortvloed van water die op de duur zelfs de bergen zou afbreken. Geen enkel continent zou dan snel genoeg hebben kunnen ontstaan om vandaag de dag nog te bestaan. De aarde zou breken door de spanning en de luchtverplaatsingen zouden dagelijkse stormen ontketenen.

Als de aardkorst 3 meter dikker zou geweest zijn, dan was er geen zuurstof en dus geen dierenleven. Als de oceaan een meter dieper was geweest, dan werden CO2 en zuurstof geabsorbeerd en was er geen plantenleven op aarde mogelijk.

Zuurstof wordt meestal bepaald als 21% van de aardatmosfeer. Deze drukt op de aarde in zijn geheel met ongeveer 2,5 pond per vierkante cm op zeeniveau. De zuurstof in de atmosfeer maakt deel uit van deze druk voor ongeveer 21%. Al de rest van de zuurstof is gebonden in materialen in de aardkorst en maakt 80% van het gewicht uit van al het water ter wereld. Zuurstof is de levensadem voor alle landdieren en kan alleen bekomen worden door de aanwezigheid in de atmosfeer.

De vraag is hoe dit zeer actieve chemische element aan de binding is ontsnapt en in de atmosfeer kon overblijven in bijna de juiste verhouding die nodig is voor alle levende wezens. Als de zuurstof bijvoorbeeld 50% had uitgemaakt van onze atmosfeer, dan zouden alle brandbare materialen zo brandbaar geworden zijn dat bijvoorbeeld een blikseminslag in een boom, het hele bos zou doen ontbranden en haast doen ontploffen... Indien de vrije zuurstof, dit ene element tussen miljoenen anderen in de aarde, helemaal zou gebonden zijn in de aardkorst, dan zou alle dierlijke leven verstikken.

Als een mens ademhaalt, wordt zuurstof opgenomen in de longen, daarna in het bloed en daarna over het hele lichaam verdeelt. Deze zuurstof verbrandt zijn voedsel in elke cel zeer langzaam en aan een voldoende lage temperatuur, maar het resultaat is CO2 en waterdamp. Als dus de mens met een  zuchtende kachel wordt vergeleken dan is dat een goede vergelijking. De CO2 ontsnapt in zijn longen en kan niet worden ingeademd, behalve in kleine hoeveelheden. Het zet zijn longen in werking en hij neemt zijn volgende hap lucht door de CO2 terug in de atmosfeer te brengen. Zo neemt alle dierenleven zuurstof op en stoot het CO2 uit. Zuurstof is bovendien ook noodzakelijk voor het leven vanwege zijn werking op andere bestanddelen in het bloed en ook elders in het lichaam. Hier zonder zouden de levensprocessen stoppen.

Het is anderzijds goed geweten dat alle plantaardig leven afhangt van de haast minimale hoeveelheid CO2 in de atmosfeer die het omzeggens inademt. Om deze gecompliceerde chemische fotosynthese reactie op de eenvoudigste manier uit te drukken, vergelijken we de bladeren der planten met longen die het vermogen hebben om in het zonlicht dit hardnekkige CO2 te scheiden in koolstof en zuurstof. Met andere woorden: de zuurstof wordt afgegeven en de koolstof vastgehouden en verbonden met de waterstof in het water die door de planten langs de wortels wordt opgenomen. Door magische chemische processen maakt de 'natuur' hier suiker, cellulose en vele andere stoffen uit, ook fruit en vruchten, allen in verschillende kleuren en smaken, vormen en geuren; afhankelijk van het soort plant of boom. Kan deze oneindig grote variatie toegekend worden aan kleine, blinde, onwetende en onbewuste zaden? De plant voedt zichzelf en produceert genoeg overschot om elk dier op aarde te voeden. Tegelijk lost de plant d zuurstof die we nodig hebben en waarzonder het leven zou eindigen binnen de 5 minuten. Dus bouwen alle planten, de bossen, de grasvelden, elk stukje mos en al het andere plantaardig leven, hun structuren eigenlijk op koolstof en water. Dieren geven CO2 af en planten geven zuurstof af. Als deze uitwisseling niet plaats zou vinden, dan zou ofwel het dierlijk ofwel het plantaardig leven uiteindelijk al de zuurstof of al de CO2 opgebruiken en zou de balans helemaal verstoord worden. De ene helft der levende wezens zou zieltogen en sterven en de andere helft zou snel volgen.

Waterstof is ook in de balans begrepen, alhoewel we het niet kunnen inademen. Hier zonder zou geen water bestaan en het watergehalte van dierlijk en plantaardig leven is enorm groot en absoluut essentieel. Zuurstof, waterstof, C02 en koolstof, afzonderlijk en in hun verschillende relaties tot elkaar, zijn de belangrijkste biologische elementen. Zij zijn de basis zelf waarop het leven berust.

We stuwen enorme hoeveelheden van de meest verscheidene stoffen in dit chemisch laboratorium: ons spijsverteringsstelsel, het grootste laboratorium ter wereld, met een haast totale onverschilligheid over wàt we eigenlijk tot ons nemen. Daarbij hangen we af van wat we beschouwen als ons automatisch levensproces. Als deze voedseldelen worden afgebroken en opnieuw klaargemaakt, dan worden ze verdeeld over onze miljarden cellen, voortdurend en in gelijke mate. We hebben elk méér cellen dan dat er mensen op aarde zijn. Elke cel krijgt precies wat die nodig heeft: de bestanddelen die het omvormen tot een cel in beenderen, nagels, vlees, haar,ogen, tanden,... Dit is een chemisch laboratorium dat méér stoffen produceert dan elk laboratorium, door mensen gebouwd. Dit is een verdeelsysteem, groter dan om het even welke transportmethode of verdeelsysteem dat de wereld ooit heeft gekend, alles in perfecte orde uitgevoerd. Vanaf de kinderjaren tot aan de leeftijd van 50 jaar ongeveer, maakt dit laboratorium geen ernstige vergissingen alhoewel het aantal stoffen waar het moet mee omgaan meer dan een miljoen verschillende moleculen bevatten, velen ervan dodelijk. Als de distributiekanalen een beetje gebrekkig beginnen te worden door het lange gebruik, worden onze capaciteiten kleiner en worden we bejaard.

Als het juiste voedsel door elke cel wordt opgenomen, is het nog steeds slechts het juiste voedsel. Het proces in iedere cel wordt nu een soort verbranding die de lichaamstemperatuur als resultaat oplevert. Je kunt geen verbranding hebben zonder ontsteking. Vuur moet worden aangestoken en zo wordt de mens voorzien van een kleine chemische combinatie die een gecontroleerd vuur ontsteekt voor de zuurstof, waterstof en CO2 in het voedsel van elke cel. Zo wordt de noodzakelijke warmte geproduceerd met, zoals bij elk vuur, waterdamp en CO2 als resultaat. Het CO2 wordt verwijdert door het bloed dat naar de longen stroomt en het is daar het enige ding dat u de levensadem doet inademen. een persoon produceert ongeveer 2 pond CO2 per dag maar kan er zich, door een wonderlijk proces, van ontdoen. Elk dier verteert voedsel en elk dier moet de speciale chemicaliën hebben dat het als individu nodig heeft. Zelfs in een nauwkeurig onderzoek blijkt dat de bloedsamenstelling voor elke diersoort verschillend is. Daarom is er voor elk een speciaal opbouwproces.

In het geval van een infectie door vijandelijke kiemen, heeft het organisme voortdurend een paraat leger ter beschikking om de dreiging te weerstaan en meestal te overwinnen. Anders zou de mens een zekere voortijdige dood wachten. Geen enkele combinatie van wonderlijke voorzieningen vindt plaats of kan plaatsvinden, onder enige omstandigheid, in de afwezigheid van leven. En dit alles wordt uitgevoerd in perfecte orde. Orde is absoluut niet te verzoenen met toeval. (Morrison, geciteerd werk, blz 14, 16-19, 22, 24-27, 76-77)

Is dit niet alles een verwijzing naar de noodzakelijke aanwezigheid van de Ene Die de mens grondig kent: in zijn omgeving, met al zijn  behoeften, de mechanismen van zijn lichaam; Ene die de Al-Wetende is, en alles kan uitvoeren wat Hij wil? En ,nogmaals, zoals Morrison het stelt( blz.65): 'Het doel schijnt fundamenteel in alle dingen te zijn, van de wetten die het universum sturen tot de combinaties van atomen die onze levens onderhouden. Atomen en moleculen in levende wezens doen wonderlijke zaken, maar dergelijke machines zijn nutteloos tenzij de intelligentie hen in een doelgerichte beweging zet. Daar is de richtende Intelligentie die de wetenschap niet kan verklaren. Evenmin durft de wetenschap dit materieel te noemen.'

[1] Veronderstel dat ge 10 muntstukjes neemt en hen van 1 tot 10  merkt. Stop ze in je zak en schudt ze door elkaar. Tracht ze nu in de juiste volgorde, van 1 tot 10, uit je zak te halen. Stop elke munt terug telkens je er een hebt uitgehaald. De kans dat je eerst nr.1 uit haalt is 1 op 10. De kans om 1 en 2 achtereen uit te halen is 1 op 100. Zo gaat het verder: 1,2en 3 : 1 op 1000... De kans om 1 tot en zet 10 in de juiste volgorde uit te halen is ontzettend klein: 1 kans op 10 miljard. Het doel om dit eenvoudige voorbeeld te beschrijven is van aan te duiden hoe enorm de getallen toenemen als het toeval een rol speelt. Er zijn zoveel essentiële voorwaarden nodig voor ons leven op aarde, dat het wiskundig onmogelijk is dat zij allen kunnen bestaan, in de juiste verhouding door het toeval van gelijktijdig op aarde te zijn. Daarom moet er in de natuur iets zijn, een intelligente leiding. Als dit zo is, dan moet er ook een doel zijn. (Morrison, vernoemd werk, blz 13).
Pin It
  • Aangemaakt op .
Copyright © 2024 Website van Fethullah Gülen. Alle rechten voorbehouden.
fgulen.com is de officiële website van bekende Turkse geleerde en denker Fethullah Gülen.